
Het begon met dit bankje. Het ligt aan de rand van mijn wijk, vlakbij het concertgebouw in het centrum. Soms wandel ik tijdens mijn lunchpauze voorbij het bankje, maar nooit zie ik er iemand zitten.
Op een middag ging ik zelf zitten – de zon stond laag en gaf wat winterwarmte. Op het bankje kunnen twee mensen zitten en het zitvlak is gescheiden door een gat, terwijl de leuning doorloopt. Op de grond van het gat staat het woord ‘rollator’.
Het deed mij denken aan een tweet die ik vorig jaar tegenkwam, waar een soortgelijk bankje in Leiden werd getoond. De auteur schreef dat het “anti-daklozen architectuur” was en dat de gemeente beter haar best moest doen.
Zelf weet ik het niet: ik denk dat het ontwerp zowel daklozen kan weren als gebruiksvriendelijk voor oudere stadsbewoners kan zijn. Al moet ik wel zeggen dat er genoeg ruimte naast het bankje is om een rollator te parkeren. Maar wellicht wil de persoon met het looprekje eens in het midden van een bankje zitten – in het kader van de inclusieve samenleving weer een goed idee – of zoiets.
Voor het Architectuurcentrum Nijmegen sprak ik een aantal (ex)dak- en thuislozen aan. Ik liet hen allen de foto van het bankje zien en vroeg hen verder nog zaken aan onze stad opvallen. Ze vonden dat bankjes verdwenen, dat ze steeds vaker buiten het centrum moesten slapen. Ze mistten de kluisjes op het station, nu moesten ze met al hun tassen door de stad sjokken.
Ik tekende hun ervaringen op in dit verhaal.
Een van de daklozen haalde zijn schouders op toen ik de foto liet zien. “Daar zou ik sowieso nooit gaan zitten,” zei hij. “Het is te open.”
Toen ik er die middag tijdens mijn lunchpauze zat, begreep ik wat hij bedoelde. Over de weg voor het bankje sjeesden constant auto’s, mensen liepen voorbij – alle huizen waren goed te zien, bij sommige ramen kon je zo naar binnen kijken.
Nee, dit bankje zou nooit een optie zijn om überhaupt op te liggen, dacht ik. De handhaving zou binnen de kortste keren langskomen.
De dakloze was het daar mee eens. “Dan ga ik wel in het parkje op het Keizer Karelplein zitten, daar kan je rustig bier drinken. Of onder de Waalbrug.”
Een paar dagen geleden liep ik weer eens voorbij het bankje. Er zat een oudere man. Hij droeg een rugzak en had een stadskaart vast. Ik wilde naast hem gaan zitten, maar iets weerhield mij.
En ik had geen rollator bij.
Het verhaal voor het Architectuurcentrum maakt deel uit van een reeks waarin stadsbewoners vertellen hoe zij Nijmegen ervaren op ruimtelijk gebied. Zo schreef Jozien Wijkhuis dit verhaal over internationale studenten.
Leave a Reply